21 december 2019

SLAPERS MOETEN ONDER OMSTANDIGHEDEN WAKKER WORDEN GEMAAKT!

Wat oordeelt de Hoge Raad op 8 november 2019?
De Hoge Raad oordeelt dat als uitgangspunt geldt, dat een werkgever gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen. Welke datum door de Hoge Raad wordt bedoeld is echter niet helemaal duidelijk. In de meeste gevallen lijkt het voor een werkgever verstandig om dit zo uit te leggen dat de hoogte van de te betalen vergoeding wordt afgetopt ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding zoals die is of was op de dag na het verstrijken van twee jaar ziekte.

Op het uitgangspunt dat de werkgever gehouden is om in te stemmen met een voorstel van een werknemer met een slapend dienstverband wordt door de Hoge Raad een uitzondering gemaakt als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Denk hierbij bijvoorbeeld aan reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer.

Wat zijn de gevolgen?
Zoals hiervoor aangegeven zal het uitgangspunt zijn dat de transitievergoeding die bij het beëindigen van het slapend dienstverband volgens de Hoge Raad door de werkgever moet worden betaald, gelijk zijn aan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij beëindiging van het dienstverband op de dag na 104 weken (twee jaar) ziekte. Voor deze vergoeding kan een beroep worden gedaan op de Compensatieregeling van het UWV.

Vanaf 1 januari 2020 gelden er op grond van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) andere rekenregels voor deze transitievergoeding. In veel gevallen zal de transitievergoeding dan lager uitvallen. Compensatie van het UWV wordt dan ook bij einde dienstverband na 1 januari 2020 volgens de nieuwe rekenregels van de WAB berekend en niet volgens de oude regels. De Hoge Raad heeft helaas geen rekening gehouden met de regels genoemd in de compensatieregeling.

Dit kan behoorlijk wat geld schelen voor een werkgever. Dit geldt ook voor een Nederlandse werkgever die buitenlandse werknemers in dienst heeft die al 2 jaar lang ziek zijn.

Onderstaand een voorbeeld:
Op 1 januari 2019 is de wachttijd van 104 weken verstreken van een werknemer. Volgens de regelgeving bedraagt de transitievergoeding voor deze werknemer bij een einddatum van 1 januari 2019: EUR 65.000,- bruto. Vervolgens wordt door de werkgever in januari 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten tegen een einddatum van 1 mei 2020. Op basis van de regelgeving (de WAB en de Compensatieregeling) zal de werkgever per 1 februari 2020 een lagere transitievergoeding verschuldigd zijn: EUR 30.000,- bruto. Door de beschikking van de Hoge Raad zal de werkgever echter wel EUR 65.000,- bruto moeten betalen aan de werknemer. Moment van afrekening is immers gesteld op moment van het eindigen van het dienstverband wegens 104 weken. De werkgever zou dan EUR 35.000,- bruto niet gecompenseerd krijgen.

Door middel van een Kamerbrief van 13 december 2019 heeft Minister Koolmees getracht meer duidelijkheid te geven over de beschikking van de Hoge Raad en de samenloop met de WAB en de compensatieregeling. Kortgezegd, heeft de Minister onder meer bevestigd dat indien een dienstverband al slapend was vóór 1 januari 2020 en er door de werkgever niet is beëindigd vóór 1 januari 2020 de werkgever niet in aanmerking komt voor een hogere compensatie. De werkgever vist dan achter het spreekwoordelijke net.

Wat te doen als werkgever met slapers?

Stappenplan
1. Inventariseer het aantal (buitenlandse) werknemers met een slapend dienstverband en check wanneer exact de afloop van de 104 weken periode is geweest.
2. Is de 104 weken periode vóór 1 juli 2015 afgelopen? Ga naar stap 3.
Is de periode afgelopen tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2020? Ga verder naar stap 4. Loopt de periode na 1 januari 2020 af? Ga verder naar stap 5.
3. De 104 weken periode is afgelopen vóór 1 juli 2015 en is er geen loonsanctie opgelegd. In dit geval is een werkgever géén transitievergoeding verschuldigd en heeft een werkgever ook géén recht op compensatie.
4. De 104 weken periode is tussen 1 juli 2015 en 1 januari 2020 afgelopen.
In dit geval is de Hoge Raad beschikking van toepassing en dient een werkgever in te gaan op het voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dit hoeft niet indien de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Indien de werkgever in voorgenoemd geval de arbeidsovereenkomst beëindigt na 1 januari 2020 zal de werkgever normaal gesproken een lagere transitievergoeding moeten betalen op basis van de rekenregels van de WAB. Door de beschikking van de Hoge Raad is de werkgever echter een bedrag gelijk aan de transitievergoeding verschuldigd zoals die zou zijn bij beëindiging van het dienstverband op de dag na 104 weken (twee jaar) ziekte. In veel gevallen zal dit een hoger bedrag zijn. Dit verschil krijgt een werkgever niet gecompenseerd.
5. De 104 weken periode loopt na 1 januari 2020 af. In dit geval is ook de Hoge Raad beschikking van toepassing. In dit geval dient – bij beëindiging van het dienstverband – de transitievergoeding betaald te worden die zal gelden per 1 januari 2020. Bij oudere werknemers met een langer dienstverband zal die in beginsel aanzienlijk lager liggen dan de huidige transitievergoeding. De compensatie die de werkgever van het UWV ontvangt zal in deze gevallen in beginsel gelijk zijn aan het aan de werknemer te betalen bedrag aan transitievergoeding.

Conclusie
Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad geoordeeld, dat een werkgever gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Deze beschikking lijkt duidelijk. Door samenloopsituaties met onder andere de Compensatieregeling en de WAB is het echter toch lastig om de meest gunstigste situatie te bepalen.